Buggenumse Windgraanmolen.

Nunhemmermolen
Zo heeft de Buggenumse Molen er ongeveer uit gezien.

 

 

Buggenumse windgraanmolen

Deze standaardmolen stond op grondgebied van Gemeente Nunhem tegen Buggenum aan. De molen werd daarom ook wel de molen van Buggenum genoemd. In een advertentie in 1866 waarin de molen te koop wordt aangeboden gaat het om een goed gekalanderde windgraanmolen gelegen tussen Buggenum, Nunhem en Neer genaamd Nunhemermolen. De molen is waarschijnlijk tussen 1804 en 1806 door ene Carolus Josephus Waegemans uit Buggenum gebouwd. Het was een gesloten standaardmolen waarvan de borst met eikenhouten schaliën was gedekt. De ronde onderbouw of de voet met de kegelvormige paraplu vielen op door hun grote omvang. Het gevlucht had een lengte van ongeveer 24.50 m. Kort daarvoor was door de Franse bezetter de heerlijke rechten opgeheven waardoor het voor ieder vrij stond een molen te bouwen na toestemming door de overheid. Het  "Molenrecht" was voorheen een "Heerlijkheid recht" dat alleen was voorbehouden aan adelijken. 

Met het water was de wind een der eerste natuurkrachten, die de mens tot zijn eigen voordeel aan zich wist te onderwerpen. Het principe is enerzijds van een verbluffende eenvoud, doch getuigt anderzijds van een grote vindingrijkheid en berust hierop, dat men de wind opvangt met wieken, die geheel of gedeeltelijk bespannen met zeilen en sterk gebogen gevormd, door de wind ineen draaiende beweging worden gebracht. Waar en wanneer het mechaniek van de windmolen werd uitgevonden, is nog altijd een open vraag. Een eeuwenoude traditie weet te vertellen, dat het de kruistochtvaarders zijn geweest, die op hun tochten naar het Oosten voor het eerst deze wonderen der techniek aanschouwden en met deze kennis gewapend huiswaarts keerden. Hier tegenover echter blijkt, dat het principe hier al zeer vroeg bekend was; de heren van Maelstede bezaten reeds omstreeks 1000 het molenrecht te Hulst en Hertog Jan van Brabant verleende in 1299 aan een zijner vazallen het recht om een molen te bouwen in St. Oedenrode, welk recht erfelijk zou zijn. Hieruit blijkt tevens, dat het bouwen van molens een heerlijk recht was, dat als zodanig tot inde 18de eeuw heeft voortbestaan. Tegenover de mening, dat de windmolen uit het Oosten stamt, pleit tevens het feit, dat deze van een geheel ander type is. DE STANDERDMOLEN.

 

Hoe deze oude molens er hebben uitgezien, is niet vast te stellen, daar de oudste afbeeldingen ervan uit de 15de eeuw stammen. Wij kennen thans in ons land minstens een tiental verschillende types, die voor vele werkzaamheden worden gebruikt, als het malen van koren, het malen van eikenschors voor de looierij, het persen van olie, het zagen van hout enz. Daar nu echter de molen ontstaan is-in een tijd, waarop er nog geen sprake was van het bouwen in steen, vaak zelfs niet voor kerken, kunnen we met zekerheid aannemen, dat de molens oorspronkelijk in hout werden gebouwd. Het is dan ook de standerdmolen, die, een bepaalde ontwikkeling in acht genomen, moet beschouwd worden als het oorspronkelijke type. Er zijn vele oude kaarten van plattegronden van steden, waarop een aantal standerdmolens zijn afgebeeld, die later door stenen bouwsels zijn vervangen. Deze standerdmolen ontleent zijn naam aan de „stander”, een zware eiken houten balk, die bijna een meter dik is en waarop het gehele molenhuis kan draaien. Deze spil rust op een kruis van zware balken en is door stutten verstevigd. Deze constructie is meestal niet te zien, omdat ze bij het z.g. gesloten type is ingebouwd in de onderbouw het z.g. open type komt in Brabant thans praktisch niet meer voor. Het is een gewaagde constructie om een volledig molenhuis met zijn zware inventaris en molenstenen op één balk te laten draaien, vooral als men daarbij de grote krachten rekent, die door de wind op dit hele geval worden uitgeoefend. Men moet dan ook wel bewondering hebben voor de molenbouwers in vroeger eeuwen, die met hun beperkte middelen een zo hechte constructie wisten te maken, dat deze het honderden jaren kon uithouden, welke bewondering nog verhoogd wordt bij het zien van het eigenlijke mechaniek, dat tot op de assen en tandwielen toe uit eiken werd vervaardigd. 

 

Er werd met de molen in de loop der jaren flink geleurd. De erfgenamen Waegemans, ook eigenaar van de Leumolen, verkopen de molen in 1863. De nieuwe eigenaar Mathias Egidius Hubertus Beltjens procureur-generaal bij het hof van Appèl in Luik zet september 1866 een advertentie voor een nieuwe eigenaar/pachter.

Vrijdag 16. November 1866, des namiddags ten 2 " ure, op verzoek van den Edel Achtbaren Heer H. Beltjens, eerste Advocaat-Generaal bij het Hof van Appel te Luik, te Buggenum ten huize van den Heer Sibert Verheggen, onder zeer voordeelige conditiën betreffende de betalings-termijnen.                                                                                                                                                         Eenen goed gecalandeerden WINDGRAANMOLEN, gelegen tusschen Nunhem, Neer en Buggenum, genaamd DEN NUNHEMERMOLEN Kadastraal bekend: Gemeente Nunhem. Sectie B. No. 258 WINDGRAANMOLEN. 60 ellen. „ „ „ 259 WEILAND. 10, 10 „ „ „ „ 260 BOUWLAND. 10, 50 „ 21, 20 „ Aanvaarding 1 April 1867. De aankooper zal tevens van den Heer Verkooper, een HUIS onder voordeelige voorwaarden kunnen in huur nemen. Indien er zich geene koopers voor den Molen zouden opdoen, zal dezelve op gemelden dag, uur en plaats openbaar voor 3 a 6 jaren verpacht worden. Nadere inlichtingen te verkrijgen ten Kantore van den Notaris HAFFMANS te Helden.

De molen werd niet verkocht, want 3 jaar later in 1869 bied Beltjens de molen opnieuw ter veiling aan, weer met de toevoeging: aldien de molen bij gebrek aan liefhebbers onverhoopt niet kan verkocht worden, zal dezelfde onmiddellijk na afloop van de veiling publiek worden verpacht.

Op Zaterdag 20 November 1869, ora 2 ure 's namiddags, zal de Notaris Haffmans, residerende te Helden, ten huize van den Heer Sibert Verheggen te Buggenum, op verzoek van den EdelAchtbaren Heer Beltjens, Procureur-generaal bij het Hof van Appel te Luik, publiek verkoopen : Eenen in besten staat zijnde goed beklanten Wind-Graanmolen, gelegen tusschen Buggennm en Nunhem, met Weiland en Bouwland, aan mate 21 roeden 20 ellen, kadastraal bekend in de gemeente Nunhem, sectie B, no 258, 259 en 260. Bij aldien de MOLEN bij gebrek aan liefhebbers, onverhoopt niet kan verkocht worden, zal dezelve onmiddelijk na afloop van de veiling, publiek worden verpacht; Nadere inlichtingen te bekomen ten kantore van genoemden Notaris, die ook volmacht heeft, boven omschreven goed, vóór den hierboven vermelden dag uit de hand te verkoopen: ZEGT HET VOORT.

Maar nu gaat de Molen over in de handen van Getrudis van den Acker de weduwe van Theodoor Aquarius uit Neer. Zoon H. Aquarius zoekt april 1874 een nieuwe pachter. In 1898 wordt de Molen door de erven verkocht aan een molenaarsknecht uit Herten, Jan van Grootel voor 2500 gulden, die hem acht jaar later doorverkoopt aan Jan Winkelmolen afkomstig uit Roggel die toen molenaar op de windmolen van Nederweert-Eind was. 12 jaar later, in 1918 koopt landbouwer Peter Schreurs het maalwerktuig. Maar al een jaar later komt de Molen in handen van Joanna Hendrickx en Mathias Boogaerts, bakker in Reuver. De zaken lopen niet en de molen gaat in 1922 weer in de verkoop.

April 1922 wordt een openbare verkoop van de wind graanmolen van Buggenum aangekondigd, maar de molen wordt niet verkocht. Een nieuwe poging tot verkoop zou maandag 9 juli plaats vinden maar 14 juni staat het volgende bericht in de krant:

Limburger Koerier 

Afgebrand. — BUGGENUM. — In den nacht van Vrijdag op Zaterdag 10-6-1922 brandde alhier de wind molen van dhr. B. uit Nunhem geheel uit.

De oorzaak van de brand is onbekend, verzekering dekt de schade. 

In andere berichtgeving wordt “het inslaan van bliksem” als oorzaak genoemd.

 

Oude kadasterkaart van Gemeente Nunhem
Uitsnede van een militairekaart uit 1841

Buggenumse Windmolen ook wel Nunhemmer Windmolen genoemd. 

De windmolen stond tussen Buggenum en Nunhem geheel vrij in het open veld op de Molenweg/Buggenummerweg bij de boerderij Molenhof. Er was geen hulpgemaal en geen molenaars woning.

Op deze kaart van 1841 staat de windmolen ingetekend links boven. De kaart geeft meer details weer wat velen onder ons niet kunnen weten. Mooi om te zien is de weg langs Leyenhof (Crompvoetsstraat) Ohestraat langs de Maas over het voormalig Plem terrein richting Roermond. In de zomer was de weg naar Roermond voor mensen uit Buggenum een stuk korter als nu.